Vlees bakken doe je in een open pan op hoog vuur. Belangrijk: zorg dat je boter of olie in de pan goed heet is.
- Haal het vlees uit de koelkast en laat het op temperatuur komen.
- Dep het vlees droog met keukenpapier.
- Gebruik een pan die qua formaat past bij het vlees. In een te grote pan verbrandt de boter en in een te kleine pan kan je vlees niet gelijkmatig bakken.
- Laat de boter in de pan uitbruisen en lichtbruin worden.
- Schroei het vlees eerst aan beide kanten dicht en draai dan het vuur iets lager.
- Blijf het vlees over de bodem van de pan schuiven en keer het regelmatig om.
- Prik niet met een vork in het vlees, maar gebruik een spatel of tang.
- Bak het vlees tot het bijna of helemaal gaar is (hangt af van de vleessoort).
- Haal het vlees uit de pan en doe er naar smaak zout op; laat het vlees rusten en blus ondertussen de bakboter af met water, wijn of bouillon voor een lekkere jus.
- In een pan met antiaanbaklaag heb je minder vet nodig: zo’n 15 gram boter of 1 eetlepel olie voor 125 gram vlees p.p. Bij wat vettere vleessoorten, zoals gehakt, saucijsjes en speklapjes, kan je ook prima minder vet gebruiken.